Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet inkomstenbelasting 2001

 

Artikel 3.78a Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid
1
De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid geldt voor de ondernemer die in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was, in het kalenderjaar recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in het tweede lid, niet voldoet aan het urencriterium maar wel aan het verlaagde-urencriterium, bedoeld in het derde lid, en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt. De eerste volzin is niet van toepassing voor de ondernemer die met toepassing van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 een onderneming voortzet of mede voortzet waarbij dit voortzetten een aanvang heeft genomen in het kalenderjaar of in een van de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren.
2
Onder een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt verstaan een uitkering op grond van:
a
de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
b
de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
c
de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;
d
de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
e
een buitenlandse wettelijke regeling die naar aard en strekking overeenkomt met een regeling genoemd in de onderdelen a, b, c en d;
f
een bij ministeriële regeling aangewezen regeling voor zover wegens arbeidsongeschiktheid recht op die uitkering bestaat.
Onder een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt mede verstaan het genieten van een periodieke uitkering of verstrekking uit een verzekering ter zake van invaliditeit of ongeval.
3
Onder verlaagd-urencriterium wordt verstaan hetgeen op de voet van artikel 3.6 onder urencriterium zou worden verstaan bij vervanging in het eerste lid van dat artikel van 1225 uren door 800 uren.
4
De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid bedraagt:
a
indien bij de ondernemer in de vijf voorafgaande kalenderjaren deze aftrek niet is toegepast: € 12 000, maar niet meer dan hetgeen aan winst is genoten;
b
indien bij de ondernemer in de vijf voorafgaande kalenderjaren met betrekking tot één jaar deze aftrek is toegepast: € 8000, maar niet meer dan hetgeen aan winst is genoten;
c
indien bij de ondernemer in de vijf voorafgaande kalenderjaren met betrekking tot twee jaren deze aftrek is toegepast: € 4000, maar niet meer dan hetgeen aan winst is genoten.
5
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder winst verstaan het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer uit een of meer ondernemingen geniet.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •